Verrassende abstracte kunst in de Orangerie in het Amstelpark, juli 2005 |
|
|||||||||||||||||||||||
door Jaqueline Vontobel | ||||||||||||||||||||||||
Bij de tentoonstelling in de Orangerie in het Amstelpark waren zes kunstenaars betrokken die allen lid zijn van de groep Art-abstract. Te zien waren een aantal olieverf- en acrylverfschilderijen van Gerben van der Meer die de waarneming van de natuur als uitgangspunt neemt en gouaches van Fons Heijnsbroek waaruit blijkt dat hij op zoek is naar een fundamentele vrij op zich zelf staande vorm. De monotypes van Hilly van Eerten zijn het resultaat van manipulaties van foto’s tot abstracte vormen. Harry Agema is eveneens vertegenwoordigd met grafiek. Voor zijn handlijnencomposities vormt zijn eigen hand het uitgangspunt. Daan Lemaire kiest voor transparante glassculpturen en olieverfschilderijen, terwijl Mirjam de Nijs met haar sculpturen van steen juist de dichtheid van het materiaal benadrukt. Gerben van der Meer werkt vanuit de waarneming uit de natuur. Hij schildert zowel met olie- als acrylverf, afhankelijk van waar zijn schilderijen ontstaan. De sneldrogende acrylverf biedt een uitkomst wanneer de schilder zich in zijn onderkomen in Drenthe bevindt en olieverf gebruikt hij op zijn woonadres in Amsterdam. Typerend in het werk van deze ‘oogkunstenaar’ zijn de verschillend geschilderde natuurwaarnemingen. Bij de ene groep werken valt de in sterke verzadigde kleuren geschilderde geometrische vlakken op. Juist tegen de algemene verwachting in verwijzen de schilderijen met de uit geometrische vlakken opgebouwde composities eigenlijk concreter naar het landschap. Dit omdat in het schilderij de horizon waar te nemen valt. Bij de andere groep schilderijen staat het atmosferische op de voorgrond. Een voorbeeld daarvan is een werk waarbij in heldere, warme, gele kleurtinten prachtig het licht in de natuur weergegeven wordt. Beide typen werken, zij het geometrischer of atmosferischer van aard, ontstaan tegelijk en hebben niets met een bepaalde fase in het leven van de kunstenaar te maken. Van der Meer heeft de gewoonte het doek tijdens het werkproces verschillende keren om te draaien. Vormde riet waargenomen tijdens een boottocht de inspiratiebron, dan verliest deze concrete natuurvorm tijdens het werkproces zijn herkenbaarheid. Want door het doek om te draaien verandert de aanvankelijk verticale ‘rietstructuur’ van de compositie in een horizontale autonome lijnenstructuur. De schilder werkt ook het liefst met vierkante doeken van verschillende afmetingen zoals 50 x 50cm, 80 x 80cm of 65 x 65 cm. Volgens zijn opvatting kan hij bij deze maten een zekere totaliteit van het schilderij vasthouden, want hij wil niet dat de geschilderde structuren zich uitweiden naar de omringende ruimte. Hilly van Eerten is met grafiek op de tentoonstelling vertegenwoordigd. Ze noemt haar werk monotypes omdat ze van een fotokopie maar een enkele afdruk maakt. Alle monotypes zijn met de gomtechniek ontstaan. Als basismateriaal neemt ze een eigen gemaakte foto die ze op allerlei manieren fotokopieert. Wenst de kunstenaar een gecompliceerdere vorm van manipulatie van de foto met de fotokopie, dan worden deze in de printshop gemaakt. De op een glasplaat geplaatste fotokopie wordt vervolgens met vloeibare gom ingesmeerd op de plekken waar niet gedrukt wordt. De te drukken afbeelding wordt dan met zwarte of gekleurde drukinkt ingerold en op een etspers afgedrukt. Op de tentoonstelling zijn werken te zien waarvan een foto met dakpannen het uitgangspunt vormde. Bij het ene werk valt nog duidelijk de vorm van dakpannen te herkennen, bij andere werken daarentegen zijn de dakpannen zodanig uitvergroot dat ze een abstracte vorm aannemen. Een werk bijvoorbeeld toont twee in transparante groene verf gedrukte vlakken die op de toeschouwer als heel zachte en poëtische vormen overkomen en als eigenschap niets meer van een dakpan hebben. De oorspronkelijke uitstraling van de harde vorm van dit materiaal is gemanipuleerd in een zachte eigen vorm. Wellicht wordt het zachte karakter nog meer benadrukt doordat de voorstelling op Nepalees rijstpapier is afgedrukt. Bij andere grafieken gebruikte de in haar jeugd in Harlingen wonende kunstenares visnetten als motief voor haar werk. Deze had zij op de visserijdagen gefotografeerd. Ook deze voorbeelden zijn bewust met mooie transparante kleur afgedrukt; de voorstellingen zijn van hun oorspronkelijke vorm bevrijd. Harry Agema neemt met enige uitzonderingen daargelaten, al ongeveer twintig jaar lang de huidstructuur van zijn handen als uitgangspunt. In zijn handlijnen ziet hij x en y vormen. Zijn grafieken hebben dan ook de titels x – composities, y – composities of x y – composities. De letters x e n y verwijzen naar het x – chromosoom en y – chromosoom. Het eerste begrip refereert naar de vrouwelijke kant in de man en het tweede naar zijn mannelijke tegenhanger. Deze kunstenaar werkt met polariteiten die hij tot eenheid wil brengen. Met het vrouwelijke gaat bijvoorbeeld chaos, expressie, intuïtie gepaard en met het mannelijke de rationaliteit en ordening. Deze gedachten verwijzen naar oeroude tegenstellingen die al bij de Grieken door de goden Dyonisus en Apollo gesymboliseerd werden. Al aan het begin van onze westerse beschaving stonden zij voor de extreme tegenstellingen in de mens, maar ook daarbuiten in de natuur. Agema’s x – en y – composities tonen beide uitersten, apart of gecombineerd. Zo toont een y – compositie een heel stak geometrisch patroon. Bijvoorbeeld exact geplaatste verschuivende vierkanten, de lijnen in zuivere primaire kleuren in niet-kleuren grijs en zwart uitgevoerd. De verschuivingen geven ook een kruisvorm. Daartegenover een voorbeeld van een x – compositie met als voorstelling de handafdruk met zijn vele lijnen. Ook deze handafdruk plaatste de kunstenaar in een vierkanten omranding. Niet strak geometrisch met de liniaal getrokken lijnen maar emotioneler, uit de losse pols getekend. Behalve grafiek hangt er op de tentoonstelling een schilderij getiteld x y – compositie. Opmerkelijk daarbij zijn de in verschillende blauwe tonen in acrylverf geschilderde ‘geweven’ stroken canvas die afgewisseld worden met stroken die expressionistische kleurlijnen vertonen. Hier spreekt het voor zichzelf ; de twee uiterste polariteiten zijn tot een eenheid gebracht. Het geweven doek ontstaat uit heel veel ritme. Ritme, als universeel gegeven opgevat, gekoppeld aan mens en natuur. Daan Lemaire schildert en vervaardigt ook glassculpturen. Hij begint met zijn olieverfschilderijen zonder een vooropgezet idee. Hij kiest een bepaalde kleur die hij op doek wil overbrengen en die, samen met veelal contrasterende kleurvegen, de compositie draagt. Hij schildert graag met mengtinten en gebruikt bij sommige werken veel wit. Emoties spelen een belangrijke rol bij de totstandkoming van zijn schilderijen. Titels geeft de kunstenaar pas achteraf en deze passen goed bij de gevoelige, lyrische landschappelijke sfeer die zijn schilderijen oproepen. Lemaire maakt al vele jaren glassculpturen. in een organische stijl. De sculpturen van oudere datum tonen harder gesneden contouren bij de op elkaar geplakte lagen gekleurd glas. De sculpturen van recentere datum zijn met een nieuwe techniek gedaan: gefused glas. Bij deze techniek gaan de glasobjecten tweemaal de oven in. De kunstenaar begint aan zijn glasobjecten door met een vaag idee een eerste blanke glasvorm te snijden. Daar overheen komen andere stukken gekleurd glas, allen van het zogenaamde bullseye – glas. Dit geheel, ook met toegevoegde slierten glas voorzien, wordt voor de eerste maal in de hete oven geplaatst teneinde de afzonderlijke stukken glas vloeiend met elkaar te verbinden. Om vervolgens een gewenst licht reliëf in het glasobject te verkrijgen maakt de kunstenaar een vorm van gips of asbestachtig materiaal waarop hij het glasobject legt en voor de tweede keer in de oven doet. Eenmaal uit de oven kan het materiaal dat de lichte speelse welving veroorzaakte afgeveegd worden. Resultaat van dit procédé zijn organische in warme en koude kleur vervaardigde transparante glasobjecten van omstreeks 50 cm hoog. De slierten glas geven aan de objecten een speelse uitstraling. Mirjam de Nijs streeft in haar beeldhouwwerk naar de zuivere vorm. Haar werk is uitsluitend hakken in uiteenlopende soorten stenen. Ze maakt kunstobjecten van zachte steensoorten zoals van speksteen of albast, of van middelharde soorten zoals marmer en travertijn of van hele harde soorten zoals graniet en diabas. Neemt ze een zachte soort steen onder handen dan werkt de beeldhouwster zonder model en ‘speelt ze als het ware’ met het materiaal waarbij zij structuren in de steen intact laat. Valt haar keuze op een sculptuur van hard materiaal dan gaat aan het werkproces een model van klei vooraf. Volgens haar eigen zeggen dwingt het model haar tot uitvoering in de harde hardnekkige steen waarbij het werkproces langzaam vordert. De neiging om sneller te werken met zachter materiaal is immers groot. De Nijs slijpt al haar werken met de hand. Soms wordt een eerste grove slijping met de schuurmachine gedaan, maar daarna volgt de verfijning van het oppervlak met behulp van verschillende slijpstenen en schuurpapieren. Haar werk is als abstract organisch te omschrijven en past in de traditie van de moderne beeldhouwkunst waarvoor de uit Roemenië afkomstige Constantijn Brancusi ongeveer 85 jaar geleden de basis legde. Brancusi eindigde in zijn streven naar de zuivere kern van de beeldhouwkunst met de eivorm en de Nijs begint haar carrière met de druppelvorm, waaruit zich vervolgens een eivorm ontwikkelde. Op de experimenten met de druppelvorm en eivorm volgen die van stapelingen met als basis de cirkel, of driehoek, vierkant of rechthoek. Deze sculpturen tonen geen harde geometrische vormen zoals de Minimal Art –traditie dit eist. De Nijs verliest het organische aspect in haar werk niet uit het oog. Een voorbeeld is de buitensculptuur (Totem) uit hard grijs diabas gehakt. Deze mooie in zichzelf gesloten sculptuur staat in contrast met het kleinere object (Bron) van rode travertijn. Dit marmerachtige poreuze materiaal laat door zijn onregelmatige oppervlakte veel licht toe en vormt een geheel met de natuur omheen. Fons Heijnsbroek is met gouaches en draadsculpturen op de tentoonstelling vertegenwoordigd. Zijn gouaches op wit papier tonen in sterke kleuren compact geschilderde vormen. Te zien is bijvoorbeeld een in het midden geplaatst vierkant tegenover horizontaal verlopende robuuste verfstroken die aan het uiteinde vrij plotseling in het witte vel papier ophouden. Beweging tegenover een meer passieve vorm. Fundamentele vormen, denkt de toeschouwer. Deze compacte vormen zijn op een intuïtieve en geconcentreerde wijze op papier gezet en laten weinig associatieve verwijzingen toe. Dit wil de kunstenaar ook. De fundamentele vormen moeten, om de aandacht van de toeschouwer vast te houden, in een onderlinge relatie voldoende spanning uiten.Dit doen ze ook; hoogstens kan het omringende wit van het papier als ruimte ervaren worden. In andere werken worden de in het centrum van het papier geplaatste compacte kleurvormen ‘open gebroken’ omdat de schilder hier veel meer de bewegende, kalligrafische lijn hanteert. De compacte vormen sluiten niet meer dicht op elkaar aan, maar laten door de lossere beweging van de lijn de ruimte toe. Men kan nu van een plastische tekening op het platte vlak spreken. Vanuit deze ontwikkeling volgt een volgende logische stap; namelijk het creëren van driedimensionale werken. Sinds ongeveer twee jaren ontstaan dan ook kleine sculpturen van rode of gele koperdraad. Bij het ene object wordt de koperdraad vanuit een kleine sokkel in een ronde uithaalbeweging de ruimte in geslingerd. Bij een ander werk ligt meer een constructieve vorm , het vierkant ten grondslag. Deze kleine draadsculpturen zouden als modellen kunnen gelden voor monumentaal driedimensionaal werk. Daarbij heeft Heijnsbroek sculpturen van roestvrij staal van een afmeting van ongeveer drie bij vijf meter in gedachte. Bij mijn bezoek aan de tentoonstelling werd ik verrast door de veelzijdigheid van de kunstwerken. De kunstenaars hebben met zorg vervaardigde schilderijen of sculpturen gepresenteerd in het de Orangerie van het Amstelpark, een mooi gecultiveerd parklandschap met planten en bomen. Voor de meeste deelnemers aan deze tentoonstelling is de natuur en landschapsbeleving uitgangspunt voor hun werk. De Orangerie van glas versterkt de relatie met de omringende ruimte. Hun tentoonstellingsinitiatief verdient een continuatie. Jacqueline Vontobel (rondleiding is gegeven op 29 juni 2005) |
||||||||||||||||||||||||