|
|||||||||||
Beelden van steen |
|||||||||||
De
eerste keer dat ik de beelden van Mirjam de Nijs zag, moest ik denken aan
een zin van Gabriel Garcia Marquez, en ik voelde me als ‘…aan
de oever van een rivier vol doorschijnende wateren die zich halsoverkop
naar beneden stortten door een bedding van stenen, glad en wit en reusachtig
als voorhistorische eieren. De wereld was nog zo jong dat vele dingen nog
geen naam hadden en om ze te noemen, moest je ze aanwijzen met je vinger.’
Het was voor haar ook werkelijk met een ei begonnen, verzekerde de beeldhouwster me later. Of misschien, aarzelde ze, was er eerder nog een druppel geweest - de vorm van een druppel - en was de eivorm daaruit voortgekomen. Ze riepen verbazing op, nieuwsgierigheid en verdere vragen naar andere vormen. Vragen die het beeldend proces op gang hielden, want hoe mooi de natuurlijke vormen op zichzelf ook zijn, het zijn nog geen beelden. Alleen mensen stellen vragen, zoeken naar namen voor de dingen, alleen mensen maken beelden. In de latere beelden is dat compacte en in zichzelf beslotene van die oervormen behouden gebleven, net als de souplesse waarmee kracht en zachtheid samenkomen. Tegelijk neemt de zeggingskracht toe. Maar je blijft de verwantschap voelen, met die eerste vraag, die eerste verwondering. De beeldhouwster stelt nieuwe vragen, verkent nieuwe vormen - cirkel, vierkant, driehoek - de complexiteit neemt toe, er ontstaat ritme, maar de onbevangenheid en frisheid van het begin blijven behouden. En steeds ervaar je dat Mirjam de Nijs samenwerkt met de steen zelf. Je voelt dat de steen niets wordt opgelegd, maar dat zijn of haar karakter gerespecteerd wordt. Hard graniet of diabas, zachtere stenen als serpentijn en albast: de beeldhouwster zoekt de steen die past bij het beeld dat haar voor ogen staat - bedachtzaam en onbevangen, krachtig en zacht, een beeld dat sterk genoeg is om een eigen leven te gaan leiden. Marco Kunst, 2003 |
|||||||||||